'Jongeren geven in onderzoek (Cense e.a., 2019) nadrukkelijk aan dat zij, zowel in de onder- als de bovenbouw, meer aandacht willen voor het bespreken van plezier, consent, en LHBTI+ diversiteit. Toch gebeurt dat op middelbare scholen nauwelijks', zegt Jenneke van Ditzhuijzen. 'Seksuele vorming is vaak een losstaand iets en voornamelijk gericht op het voorkomen van risico’s. Zo blijkt uit cijfers (Rutgers & DUO, 2021) dat slechts 22% van de scholen aandacht besteedt aan seksueel plezier. Daarom hebben we het afgelopen jaar vragenlijsten afgenomen bij docenten seksuele vorming. In totaal hebben 508 van deze docenten de vragenlijst volledig ingevuld. Ook hebben we focusgroepen met docenten en leerlingen gevormd.' Jeugdonderzoeker Margreet de Looze: 'Deze groepen hebben ons meer inzicht gegeven in de barrières en behoeftes die docenten seksuele vorming ervaren. Ook ontdekten we welke benaderingen in het seksuele vormingsonderwijs succesvol zijn.'
Positief en inclusief
Uit het rapport blijkt dat docenten over het algemeen positief zijn over onderwerpen als seksueel plezier, gelijkheid en LHBTI+-diversiteit. Ook is de kennis van de docenten op veel vlakken toereikend. 'De uitdaging zit hem in de uitvoering', zegt onderzoeker Jenneke van Ditzhuijzen. 'Zo zijn er om te beginnen geen duidelijke richtlijnen. Hierdoor wordt er vaak slechts minimale tijd ingeroosterd voor seksuele vorming en is het seksualiteitsonderwijs vaak afhankelijk van die ene enthousiaste docent die dit een belangrijk thema vindt.' Susan Meijburg van SWN vult Jenneke aan: 'Vaak ligt de nadruk in die beperkte tijd op ‘de negatieve kanten’, zoals het voorkomen van soa’s en onbedoelde zwangerschap. Maar het is juist zo belangrijk dat leerlingen leren communiceren over consent en hun wensen en grenzen. Daarmee vergroten jongeren hun seksuele autonomie, wat bijdraagt aan seksueel welzijn en preventie.'
Opnemen in curriculum
'Ook al vinden lang niet alle docenten lesgeven over seksualiteit even gemakkelijk, de grootste barrière ligt bij de ondersteuning vanuit het management van de school en bij de overheid', concludeert Jenneke. 'Zo geeft slechts 22% aan dat ze goed getraind zijn in het geven van seksuele vorming. In ons rapport doen we een aantal aanbevelingen. Zo stellen we voor om docenten werkgroepen te laten vormen voor betere borging, en om relationele en seksuele vorming een vaste plaats in het curriculum te geven. Zo wordt aandacht voor seksuele vorming structureler. Door relaties, identiteit en seksualiteit in de kerndoelen van zowel de onderbouw als de bovenbouw (wanneer veel jongeren seksueel actief worden) op te nemen, worden docenten en scholen gefaciliteerd om het onderwijs op dit gebied goed op de kaart te zetten.'
Voor wie het het gehele rapport wil lezen...